Herziening mate van arbeidsongeschiktheid
Voor de toepassing van de Wet WIA is iemand gedeeltelijk arbeidsongeschikt als hij door ziekte of gebrek met arbeid maximaal 65% kan verdienen van het maatmaninkomen per uur en hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De beoordeling van iemands arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
De vraag in een procedure voor de Centrale Raad van Beroep was of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van een werkneemster terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Eerder was de werkneemster volledig arbeidsongeschikt verklaard. Op grond van de nieuwe vaststelling heeft het UWV de WGA-loonaanvullingsuitkering van de werkneemster beëindigd.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is het UWV niet verplicht om iedere afwijking van een eerdere beoordeling te motiveren. Noch in de tekst, noch in het systeem van de WAO kan een aanknopingspunt worden gevonden voor de stelling dat een herziening van een eenmaal toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering slechts kan geschieden als zich een relevante wijziging in de medische en/of arbeidskundige toestand van de betrokken verzekerde heeft voorgedaan. Ook een gewijzigd inzicht van het UWV kan een grondslag vormen voor een herziening van het recht op uitkering. Daarbij zal wel moeten vaststaan dat het gewijzigde inzicht op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en deugdelijk is onderbouwd. Volgens de Centrale Raad van Beroep wordt dit niet anders als het geschil over de Wet WIA gaat.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank, dat de medische grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende deugdelijk is onderbouwd, onderschreven.
Reacties (0)
Plaats een reactie