Wachttijd beoordeling arbeidsongeschiktheidsuitkering migrerende werknemer
In het arrest Vester uit 2019 heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat het toepassen van de wachttijd van 104 weken voor het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij migrerende werknemers een belemmering vormt van het vrije verkeer van werknemers. Naar aanleiding van dit arrest heeft het UWV beleid opgesteld, waardoor in deze situaties de wachttijd wordt verkort in overeenstemming met de wachttijd van de bevoegde lidstaat.
In een procedure van een in België wonende grensarbeider, die in Nederland werkte, zou dit beleid neerkomen op een wachttijd van 52 weken. Het UWV heeft dat beleid echter niet toegepast omdat geen sprake was van een inkomenshiaat. De werknemer ontving een Belgische werkloosheidsuitkering.
Volgens de Centrale Raad van Beroep kon het UWV niet volstaan met een verhoging van de reeds bestaande WAO-uitkering na afloop van 104 weken wachttijd. Het UWV baseerde dat op het feit dat aan de grensarbeider uit coulance een Belgische werkloosheidsuitkering was toegekend. De WAO-uitkering had moeten worden verhoogd vanaf het moment waarop de toegenomen arbeidsongeschiktheid van de grensarbeider 52 weken heeft voortgeduurd.
De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat de grensarbeider met ingang van 11 augustus 2018 recht heeft op een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.