Nieuwsbrief januari 2019

header-sra-012019

1. Belastingvrij schenken in 2019

Wilt u in 2019 uw kind of kleinkind een extraatje geven? Ook in het nieuwe jaar kunt u weer profiteren van de jaarlijkse vrijstellingen in de schenkbelasting. De belastingvrije bedragen zijn voor dit jaar verhoogd met 1,2%.

Schenkvrijstelling kinderen
De algemene schenkvrijstelling voor kinderen bedraagt in 2019 € 5.428 per kind. Dit bedrag kan per kind dat tussen de 18 en 40 jaar oud is, eenmalig verhoogd worden tot € 26.040. Wordt de schenking gebruikt voor een dure studie of de aankoop van een eigen woning, dan is dit bedrag eenmalig
€ 54.246 in geval van een dure studie of € 102.010 ten behoeve van een eigen woning. Over deze bedragen hoeft dus geen schenkbelasting te worden betaald.

Tip!
Deze laatste vrijstelling – ten behoeve van de aankoop van een eigen woning – geldt niet alleen voor de schenking aan een kind, maar ook voor een schenking aan willekeurige derden.

Let op!
Voor de verhoogde vrijstellingen geldt als voorwaarde dat de ontvanger van de schenking tussen de 18 en 40 jaar oud is.

Niet alleen voor aankoop woning
De vrijstelling van € 102.010 geldt als met het bedrag van de schenking een eigen woning wordt gekocht, maar ook als het geld gebruikt wordt voor een verbouwing van de woning of om de hypotheekschuld mee af te lossen.

Let op!
Het bedrag van de schenking voor het aflossen van de hypotheekschuld vermindert de fiscale schuld voor de eigen woning en vermindert dus ook de aftrek van hypotheekrente.

Kleinkinderen en anderen
U mag jaarlijks ook uw kleinkinderen of eenieder ander een belastingvrij bedrag schenken. Dit bedrag is voor 2019 € 2.173.

Meer schenken dan vrijstelling
Het tarief voor schenken aan de kinderen boven de vrijstelling en kleinkinderen blijft ongewijzigd. Het tarief bedraagt voor kinderen 10% en voor kleinkinderen 18%, tot een bedrag van € 124.727. Ook dit bedrag is verhoogd vanwege de inflatie. Over het meerdere, dus boven de € 124.727, betaalt een kind 20% en een kleinkind 36% schenkbelasting.


2. Top 5-wijzigingen voor de werkgever

Per 1 januari 2019 zijn weer tal van loongerelateerde cijfers en wet- en regelgevingen gewijzigd. Vijf belangrijke veranderingen staan hieronder voor u op een rij.

1) Heffingskortingen voor buitenlandse werknemers
Vanaf 1 januari 2019 hebben alleen inwoners van Nederland nog recht op het belastingdeel van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. ‘Niet-inwoners’ hebben daar vanaf dat moment geen recht meer op. Er is een uitzondering voor (buitenlandse) werknemers die wonen in lidstaten van de Europese Unie, in de EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein), Zwitserland en de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Om deze uitzondering te kunnen toepassen, moet worden vastgesteld van welk land uw (buitenlandse) werknemer fiscaal gezien inwoner is. Van u wordt verwacht dat u de woonplaats in alle redelijkheid bepaalt.

2) Woonplaats en anoniementarief
U bent verplicht om uw werknemers te identificeren. Als dat niet (juist) is gedaan, is het zogenoemde anoniementarief (52%) van toepassing.

Van (buitenlandse) werknemers die fiscaal geen inwoner van Nederland zijn maar hier wel (tijdelijk) verblijven, wordt in de loonadministratie weleens het (tijdelijke) Nederlandse adres vastgelegd. Vanaf 1 januari 2019 moet van deze (buitenlandse) werknemers het buitenlandse adres in de loonadministratie worden opgenomen. Als u dit als werkgever niet doet, moet voor deze werknemers het anoniementarief worden toegepast.

3) 30%-regeling
De maximale looptijd van de 30%-regeling wordt met ingang van 1 januari 2019 met drie jaar verkort: van acht naar vijf jaar. Nieuwe aanvragen worden vanaf dan voor maximaal vijf jaar toegekend. Ook voor bestaande gevallen zal de verkorting van drie jaar gelden, maar er is sprake van overgangsrecht.

In onderstaande tabel is de uitwerking van het overgangsrecht uiteengezet:

Einddatum op beschikking Wijziging in looptijd
In 2019 of 2020 Geen wijziging
In 2021, 2022, 2023 Looptijd wijzigt naar 31 december 2020
In of na 2024 Looptijd wordt verkort met drie jaar

 

4) Vrijwilligersregeling
Vrijwilligers zijn voor de maatschappij van groot belang. Daarom gaat de vrijstelling voor vrijwilligers in 2019 met € 200 per jaar omhoog. Dit betekent dat een vrijwilliger vanaf 1 januari 2019 maximaal € 170 belastingvrij per maand kan ontvangen voor de verrichte diensten, met een maximum van € 1.700 per jaar. Het is voor het eerst sinds 2006 dat dit bedrag wordt verhoogd.

5) Nieuwe regels compensatie overuren
Per 1 januari 2019 is het voor u als werkgever niet meer mogelijk om afspraken met individuele werknemers te maken om meerwerk (hieronder wordt verstaan meeruren en overuren) met vrije tijd te compenseren. Vanaf 2019 mag dit alleen nog maar als het is geregeld in een cao en schriftelijk is afgesproken. Dit geldt alleen voor zover de werknemer over de gewerkte uren niet meer verdient dan het minimumloon.


3. Nieuwe afspraken loondoorbetaling bij ziekte

Werkgevers, het ministerie van Sociale Zaken en het Verbond van Verzekeraars hebben overeenstemming bereikt over maatregelen rond de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte.

Mkb-verzuimontzorgverzekering
Het is de bedoeling dat er per 1 januari 2020 een mkb-verzuimontzorgverzekering komt. Hierdoor kan een werkgever de financiële risico’s van de loondoorbetalingsverplichting afdekken, waardoor met name kleinere werkgevers geholpen worden bij de verplichtingen en taken bij (langdurig) verzuim. De verzekering is ‘Poortwachterproof’, waardoor een eventuele loonsanctie, wanneer de adviezen van de verzekeraar goed zijn opgevolgd, niet voor uw rekening komt.

Premiekorting voor compensatie loondoorbetaling
In 2021 wil men voor alle werkgevers een financiële tegemoetkoming bewerkstelligen in de vorm van een premiekorting voor de kosten van loondoorbetaling in het tweede loondoorbetalingsjaar. De minister is van plan hier jaarlijks € 450 miljoen voor uit te trekken. De intentie is om (uiterlijk) per 2024 de premiekorting te vervangen door het invoeren van een gedifferentieerde Aof-premie (Arbeidsongeschiktheidsfonds), waarvan vooral kleinere werkgevers zullen profiteren.

Medisch advies bedrijfsarts leidend bij RIV-toets
Per 1 januari 2021 wordt het medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de toets op de re-integratie-inspanningen. Concreet betekent dit voor u als werkgever dat u geen loonsanctie op medische gronden meer opgelegd kunt krijgen als u het advies van de bedrijfsarts volledig heeft opgevolgd. De verzekeringsarts van het UWV kan nu nog een eigen medisch oordeel vormen dat kan afwijken van het medisch advies van de bedrijfsarts, wat de kans op een loonsanctie vergroot.

Meer transparantie rondom loonsancties
Werkgevers hebben aangegeven dat zij de wijze waarop het UWV beslissingen neemt over re-integratie-inspanningen, niet altijd duidelijk vinden. Minister Koolmees van Sociale zaken en Werkgelegenheid heeft toegezegd dat hij met het UWV in gesprek zal gaan om te komen tot een uniforme uitvoering van de RIV-toets, rekening houdend met kleinere werkgevers.

Meer grip op re-integratie
De eigen rol en verantwoordelijkheid van de zieke werknemer wordt duidelijker, doordat hij in het plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie zijn visie op het re-integratietraject moet geven. De verwachting is dat dit leidt tot een grotere betrokkenheid van uw werknemer bij het re-integratieproces, ook als dat bij een andere werkgever moet plaatsvinden (tweede spoor). Verder wordt onderzocht of extra instrumenten ingezet moeten worden om re-integratie in het tweede spoor te bevorderen, bijvoorbeeld het eerder inzetten van de no-riskpolis.

Let op!
De maatregelen staan beschreven in een brief die minister Koolmees aan de Tweede Kamer heeft gestuurd en moeten nog worden vastgelegd in wet- en regelgeving.


4. Belangrijkste veranderingen voor de ondernemer

Eerder stemde de Eerste Kamer in met het Belastingplan. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen voor 2019 voor u als ondernemer?

Daling tarief box 1
Bent u belastingplichtig voor de inkomstenbelasting? Het tarief in box 1 voor de tweede en derde schijf daalt met 2,75% van 40,85% naar 38,1%. De andere tarieven in box 1 wijzigen gering.

Verhoging heffingskortingen
De algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting worden verhoogd. De arbeidskorting wordt wel sneller afgebouwd. Hierdoor kan men tot een inkomen van ongeveer € 41.000 nog een voordeel tegemoet zien. Van de inkomensafhankelijke combinatiekorting vervalt het basisbedrag, waardoor de korting lager uitvalt voor lagere inkomens tot ongeveer € 25.000.

Verhoging btw-tarief
Het lage btw-tarief stijgt van 6 naar 9%. Met name levensmiddelen worden hierdoor zwaarder belast. Maar onder andere ook de horeca, de kapper, bloemen en boeken worden door de tariefstijging getroffen.

Aardgas duurder
De belasting op aardgas gaat omhoog met 3 cent per kubieke meter, elektra wordt 0,72 cent per kWh goedkoper. Het vaste bedrag aan korting op de energiebelasting gaat met ongeveer met € 50 omlaag.

Meer bijtelling dure elektrische auto
De bijtelling voor elektrische auto’s blijft 4%, maar slechts tot een cataloguswaarde van € 50.000. Daarboven gaat over het meerdere de normale bijtelling van 22% gelden. Voor auto’s die vóór 2019 op kenteken zijn gezet, geldt een overgangsregeling van 60 maanden.

Vennootschapsbelasting
Het tarief van de eerste schijf tot € 200.000 in de vennootschapsbelasting daalt van 20 naar 19%. Het tarief van de tweede schijf voor een winst boven € 200.000 blijft gelijk. De komende jaren zal het tarief nog verder dalen.

Beperking afschrijven gebouwen
Bedrijven waarvan de winst wordt belast in de vennootschapsbelasting, mogen vanaf 2019 nog maar afschrijven tot 100% van de WOZ-waarde. Dit was al zo voor panden die niet in eigen gebruik waren, maar vanaf 2019 gaat deze grens ook gelden voor panden die wel in eigen gebruik zijn (voorheen was dit 50% voor panden in eigen gebruik). Dit betekent mogelijk minder afschrijving en dus een hogere winst. Een kritische blik op de WOZ-beschikking van 2019 kan daarom geen kwaad.

Ook is het wellicht mogelijk een voorziening te treffen voor toekomstig onderhoud. Er geldt nog wel een overgangsregeling: als een pand vóór 2019 in (eigen) gebruik is genomen, mag nog maximaal drie jaar worden afgeschreven volgens de oude regels, ook als daarmee de grens van 100% wordt doorbroken.


5. Loonkostenvoordeel lage inkomens? Nieuwe tarieven

Heeft u werknemers in dienst met een laag loon? Dan heeft u misschien recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. De grenzen voor het uurloon voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) zijn voor het jaar 2019 onlangs vastgesteld.

Twee categorieën
Werkgevers hebben recht op een tegemoetkoming in de loonkosten als ze werknemers in dienst hebben die minimaal 100% van het wettelijk minimumloon verdienen en maximaal 125%. Er zijn twee categorieën. Ten eerste de hoge tegemoetkoming. Die krijgt de werkgever in 2019 voor werknemers met een uurloon van minimaal € 10,05 en maximaal € 11,07. De lage tegemoetkoming geldt voor werknemers met een uurloon van meer dan € 11,07 en maximaal € 12,58 per uur. De hoge tegemoetkoming bedraagt € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar. De lage bedraagt € 0,51 per uur en maximaal € 1.000 per jaar.

U kunt het uurloon van uw werknemers zelf beïnvloeden, zodat u zo veel mogelijk van het LIV profiteert. Bijvoorbeeld door werknemers die iets boven de grens van het uurloon verdienen een kostenvergoeding via de werkkostenregeling te geven in ruil voor iets minder loon. Uiteraard kan dit alleen binnen de wettelijke mogelijkheden.


6. Overdracht aandelen onroerendgoed-bv? Geen overdrachtsbelasting

Bij schenking van onroerend goed dat tot een onderneming behoort, hoeft onder voorwaarden geen overdrachtsbelasting te worden betaald. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat dit ook geldt in de situatie waarin het gaat om aandelen in een bv die onroerend goed exploiteert.

Vrijstelling overdrachtsbelasting
De wet bevat een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor goederen die behoren tot een onderneming en aan die onderneming dienstbaar zijn. Voorwaarde is wel dat die onderneming in zijn geheel moet worden voortgezet. De vrijstelling geldt voor kinderen, kleinkinderen, broers en zusters – of hun echtgenoten – van de ondernemer. Hiertoe behoren ook pleegkinderen, halfbroers, halfzusters, pleegbroers en pleegzusters.

Vrijstelling ook bij schenken aandelen
Naar de letter van de wet geldt de vrijstelling niet voor aandelen in een onroerendgoed-bv. De Hoge Raad heeft nu beslist dat de wet ruim moet worden uitgelegd en dat de vrijstelling ook geldt voor aandelen in een onroerendgoed-bv. Voorwaarde is wel dat de vrijstelling ook van toepassing geweest zou moeten zijn als er geen aandelen, maar onroerend goed zou zijn geschonken of op andere wijze zou zijn overgedragen.

Reacties (0)

Plaats een reactie