Arbeidsovereenkomst eindigt niet van rechtswege door de dood van de werkgever
Een arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege door de dood van de werknemer. Dat is niet het geval bij de dood van de werkgever. Het bedrijf van de werkgever wordt ook niet automatisch beëindigd bij de dood van de werkgever. De kantonrechter in Noord-Holland heeft dat in een bijzondere casus nog maar eens duidelijk gemaakt.
Een van de bijzonderheden van de casus was dat de enige werkneemster aanvankelijk de ondernemer was. Zij heeft op enig moment haar bedrijf, een rijwielhandel, overgedragen aan haar vader en is bij hem in dienst getreden. De rijwielhandel bevond zich in een aanbouw naast de woning van de vader. In zijn testament had de vader bepaald dat de rijwielhandel bij zijn overlijden naar zijn dochter zou overgaan tegen inbreng van de waarde.
Na het overlijden van de vader sloot moeder als executeur-testamentair de rijwielhandel. Bij het UWV werd een ontslagaanvraag voor de dochter ingediend. Die werd geweigerd, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de bedrijfsactiviteiten definitief waren beëindigd. De executeur-testamentair werkte niet mee aan de afwikkeling van het legaat.
De executeur-testamentair verzocht de kantonrechter om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op de dag van overlijden van de vader was geëindigd. Voor zover de arbeidsovereenkomst nog bestond werd verzocht om ontbinding op de kortst mogelijke termijn.
De kantonrechter oordeelde dat een arbeidsovereenkomst niet eindigt door de dood van de werkgever, tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Van een rechtsgeldige opzegging was geen sprake. De kantonrechter zag niet in waarom van de erfgenamen niet gevergd kon worden dat de fietsenwinkel werd voortgezet in afwachting van de afwikkeling van het legaat. De dochter was gezien haar kennis en ervaring in staat om de fietsenwinkel te exploiteren. De arbeidsovereenkomst bestond nog. Het verzoek tot ontbinding was gebaseerd op bedrijfsbeëindiging. Omdat het Burgerlijk Wetboek bedrijfsbeëindiging als grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst noemt, kan bedrijfsbeëindiging niet worden gebruikt voor een ontbinding op andere gronden. De kantonrechter zag geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek daarom af.
In hoger beroep oordeelde Hof Amsterdam anders. Moeder en dochter hadden een geschil over de waarde en omvang van het legaat. Dochter had als legataris haar moeder verboden de fietsenwinkel open te houden. Het hof kon dat niet rijmen met een verzoek om tot het werk toegelaten te worden. Gezien moeders’ leeftijd en het gebrek aan diploma’s en ervaring kon van haar niet verwacht worden de zaak voort te zetten. Het hof zag niet in waarom de dochter, ongeacht de uitkomst van het geschil over de uitleg van het legaat, de fietsenwinkel niet zelfstandig heeft voortgezet.
Het hof ontbond de arbeidsovereenkomst op de h-grond, dat wil zeggen omstandigheden die niet zijn genoemd in de gronden a tot en met g van het betreffende artikel in het Burgerlijk Wetboek, die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Reacties (0)
Plaats een reactie