Tussengeschoven Cypriotische vennootschap was niet de werkgever
Welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is op een werknemer, die zijn werkzaamheden in meerdere landen van de EU en de EVA verricht, wordt bepaald aan de hand van een Europese verordening. Op de werknemer, die in twee of meer lidstaten in loondienst zijn werkzaamheden verricht en die niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in zijn woonland, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar zijn werkgever is gevestigd.
Een vrachtwagenchauffeur in het internationale wegtransport was tot 2014 in loondienst bij een in Nederland gevestigde transportonderneming. Met ingang van 1 januari 2014 is de chauffeur in dienst van een op Cyprus gevestigde vennootschap. De Nederlandse transportonderneming heeft een fleetmanagementovereenkomst gesloten met de Cypriotische vennootschap. De chauffeur heeft vanaf januari 2014 loon ontvangen van die vennootschap. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft aan de chauffeur een A1-verklaring afgegeven. Daarin is meegedeeld dat met ingang van 1 januari 2014 de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. De SVB heeft ook vastgesteld dat de chauffeur verzekerd is voor de Wet langdurige zorg (Wlz).
De chauffeur is van mening dat de Cypriotische vennootschap zijn werkgever is en dat de SVB ten onrechte de Nederlandse wetgeving op hem van toepassing heeft verklaard. De vraag of deze vennootschap als werkgever moet worden beschouwd is onderwerp van discussie geweest voor het Hof van Justitie EU, naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep. Volgens het Hof van Justitie EU is de werkgever van de chauffeur de onderneming, die het feitelijke gezag over hem uitoefent, feitelijk de loonkosten draagt en feitelijk bevoegd is om hem te ontslaan. De werkgever is volgens dit arrest niet de onderneming, waarmee die vrachtwagenchauffeur een arbeidsovereenkomst heeft gesloten en die in deze overeenkomst formeel wordt aangewezen als zijn werkgever.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de chauffeur na de tussenkomst van de Cypriotische vennootschap bleef rijden voor de transportonderneming bij wie hij voordien in loondienst was. De transportonderneming heeft de hoogte van het loon bepaald. De chauffeur stond feitelijk voor onbepaalde tijd ter beschikking van de transportonderneming en in de dagelijkse gang van zaken veranderde niets. De Cypriotische vennootschap betaalde het loon van de chauffeur pas na voorafgaande betaling door de transportonderneming. Het is daarom niet aannemelijk geworden dat de Cypriotische vennootschap de werkgever was van de vrachtwagenchauffeur. Dit leidt tot de conclusie dat de SVB terecht de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing heeft verklaard.