Wetsvoorstel verzamelwet SZW 2024 ingediend bij de Tweede Kamer
De minister van SZW heeft het wetsvoorstel verzamelwet SZW 2024 ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen op het gebied van het arbeidsrecht, de sociale zekerheid en in de structuur van de uitvoeringsorganisaties. Het gaat om zogeheten klein beleid, wat wil zeggen dat het wetsvoorstel geen substantiële beleidswijzigingen omvat. De meeste wijzigingen hebben geen financiële consequenties.
In de Werkloosheidswet (WW) is geregeld dat een verlies aan arbeidsuren van minder dan 5 uur niet leidt tot een recht op uitkering als dat verlies minder dan de helft van het totale aantal uren bedraagt. Bij de introductie van het begrip arbeidsuren in de WW is een fout gemaakt. Ten onrechte worden in de wetsbepaling de resterende arbeidsuren in plaats van de verloren uren vergeleken met het gemiddelde aantal arbeidsuren. Dit wordt nu hersteld.
In de Wet arbeid en zorg is geregeld dat bepaalde personen, zoals een dga, die niet voorkomen in de polisadministratie van het UWV een uitkering kunnen krijgen in verband met het aanvullend geboorteverlof en het betaald ouderschapsverlof. De uitkering bedraagt 70% van het minimumloon per maand. Daarbij wordt rekening gehouden met de arbeidsduur per week. Bij de berekening wordt uitgegaan van 40 uren per week. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof is opgenomen dat de norm van 40 uren zal worden gewijzigd in 36 uren bij de invoering van de Wet invoering minimumuurloon. Dat is per 1 januari 2024 het geval.
De Wet betaald ouderschapsverlof wijzigde abusievelijk niet de bepaling dat een werknemer, die arbeid buiten Nederland verricht, recht op ouderschapsverlof heeft, tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet. Het weigeren van verlof wegens zwaarwegend dienstbelang is niet toegestaan volgens een Europese richtlijn. Deze bepaling wordt daarom aangepast.
Op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie is het verplicht om een melding te doen van werknemers die worden gedetacheerd naar Nederland. De buitenlandse dienstverrichter moet een aantal gegevens in de melding verwerken. Een van die gegevens is de voor uitbetaling van het loon verantwoordelijke persoon. Het opvragen van dit gegeven is mogelijk een ongerechtvaardigde inbreuk op het vrij verkeer van diensten. Dit wordt daarom geschrapt uit de wet.
Op 1 januari 2024 treedt de Wet invoering minimumuurloon in werking. Deze wet regelt de invoering van een wettelijk minimumuurloon. Per die datum is in de Wet op het minimumloon opgenomen dat per gewerkt uur het minimumuurloon betaald dient te worden. Uitgaande van een overeengekomen vaste arbeidsduur per week mag voor de berekening van een vaste maandelijkse beloning worden uitgegaan van een gemiddeld aantal te werken uren per maand. Het gemiddelde aantal te werken uren per maand dient berekend te worden op basis van het feitelijke aantal werkbare dagen waarop de werknemer in dat kalenderjaar werkt. Over het gemiddelde aantal arbeidsuren per maand dient de werknemer minimaal het minimumuurloon te ontvangen. Het feitelijke aantal werkbare dagen per jaar is per werknemer te berekenen als sprake is van een vast arbeidspatroon. Als sprake is van een vaste overeengekomen arbeidsduur zonder vast arbeidspatroon, gaat de Arbeidsinspectie ervan uit dat een maand 4 1/3 week omvat. Met deze rekenfactor stelt de Arbeidsinspectie het aantal te werken uren per maand bij benadering vast, gegeven de vaste overeengekomen arbeidsduur per week voor die specifieke werknemer. Voor de werkgever geldt dat, nadat het kalenderjaar is beëindigd, alle door de werknemer gewerkte uren conform het minimumuurloon moeten zijn betaald.
Het komt voor dat de arbeidsduur niet wordt uitgedrukt in een aantal te werken uren per week maar per jaar. Bij een plus-min-urensysteem is het salaris per periode gelijk, maar het feitelijke aantal gewerkte uren niet. De door een werknemer in een periode meer gewerkte uren worden gecompenseerd in periodes waarin minder wordt gewerkt. Na de periode van afrekening wordt bekeken of de werknemer de urennorm heeft gehaald. Per abuis is de bestaande praktijk van een plus-min-urensysteem niet meegenomen in de Wet op het minimumloon. Dit wordt met het onderhavige wetsvoorstel hersteld.